Er is uiteraard al veel gezegd en geschreven over COVID-19, wat ons in zijn greep houdt. En hoewel we denk ik allemaal wel van mening zijn dat er op dit moment belangrijkere zaken zijn dan sporten in teamverband, zal iedereen toch weer verlangen naar dat moment waarop we onze hobby weer lekker uit mogen oefenen op zaterdag of zondag. Samen met je teamgenoten, een tegenpartij, én een geopende kantine om de eerste teleurstellingen te bespreken of juist de eerste overwinningen weer te vieren. Ik mis de mooiste dag van de week.
Toch maakt zo’n periode van niet trainen of trainen met de beperkingen die er op dat moment zijn, het ook wel weer erg interessant voor een trainer. In mei, juni en juli op anderhalve meter afstand met de hele spelersgroep, in augustus en september zonder beperkingen buiten, in oktober in viertallen, in november in tweetallen. Het is in alle opzichten een seizoen wat velen nog lang bij zal blijven.
Het vraagt van een begeleidingsteam ook enorm veel creativiteit en ideeën om je spelersgroep beter te maken in aanvallen, verdedigen, en in de momenten waarop je de bal veroverd of juist kwijtraakt. Aan het voetbal conditionele gedeelte kunnen we allemaal wel invulling geven, maar ga je speelwijze maar eens verbeteren in tweetallen. Of ga het druk zetten op een opbouw van de tegenpartij maar eens verbeteren op het moment dat je anderhalve meter afstand moet houden van andere spelers.
Toen afgelopen maand mijn club Argon aangaf dat er helemaal niet meer getraind mocht worden, werd ik als trainer nog maar eens extra uitgedaagd mijn groep fit te houden. Voor een competitieherstart waarvan niemand een idee had wanneer deze plaats zou gaan vinden. In de avonduren ben ik eens goed na gaan denken over hoe ik mijn groep zo goed mogelijk terug zou kunnen krijgen op het moment dat Argon daar weer groen licht voor geeft. Tijdens deze ‘voetbalavonden’ botste ik steeds op hetzelfde tweeluik: Fitheid vs. Frisheid.
‘Er is veel aandacht voor de fitheid van een speler, maar er is te weinig aandacht voor de frisheid’
Ludo wordt als trainer in deze voetballoze periode aan het denken gezet
Waar doe ik goed aan? Geef ik ze een pittig schema mee, zodat ze qua fitheid in de geplande periodisering blijven en stappen maken. Gaat iedereen zich daaraan houden? Ga ik verschillen krijgen in de groep? Of geef ik ze een paar weken vrijaf en creëer ik een groep die bij een herstart eindelijk weer dat veld op mag, honger naar de bal heeft, en de wil heeft om de graszoden uit het veld te lopen?
Of ga ik beide opties combineren en waar ga ik achterstand oplopen of winst juist winst behalen ten opzichte van de andere ploegen in de competitie?
Allemaal keuzes en mogelijkheden die voorbijkomen en gemaakt kunnen worden.
Er is veel aandacht voor de fitheid van een speler of een team, maar de fout die in mijn ogen vaak gemaakt wordt is dat er te weinig aandacht is voor de frisheid van zowel het team als het individu. Wat merken we aan spelers die na een zomerstop of vakantie weer op de club komen, de spelers die een week of vier geen bal aangeraakt hebben, die gaan als de brandweer en moet je eerder afremmen dan stimuleren.
Als je conditioneel goed in orde bent, maar niet fris genoeg bent, ben je te vermoeid om een prestatie te leveren. Dat kunnen spieren zijn, maar het kan ook mentaal zijn. In elk seizoen zitten wedstrijden waarin de ploeg ‘lui en mak’ oogt. Het lukt net niet. Je krijgt geen druk op de bal, je mist net die finesse in het aanvallen en elke ‘tweede bal’ is voor diegene met dat andere shirt. Terwijl je ploeg heel erg fit is, ontbreekt het ergens aan. Vuur in de ogen van je spelers, gif in hun spel, nét dat laatste stapje extra kunnen doen. De bereidheid tot een prestatie te komen en dit op kunnen brengen op het moment dat de beste man om 14.30 uur fluit.
Natuurlijk is een periode van te lang niets doen nooit goed voor de fitheid en zullen spelers een deuk oplopen, echter maak ik er het beste van en gebruik ik deze periode ook een beetje in mijn eigen voordeel. Ik geef mijn spelers iets meer ruimte. Ik organiseer online wat leuke dingen om de sociale contacten met ze te onderhouden. Ze hebben een schema om thuis hun conditionele vermogen te behouden en preventief blessures te voorkomen. En voor mij persoonlijk: thuis zitten we weer eens compleet aan tafel met het hele gezin tijdens het avondeten. De kinderen vinden het heerlijk dat papa elke avond thuis is. Heerlijk toch!
En het mooie is, tijdens elk telefoontje wat ik de afgelopen weken heb gevoerd met mijn spelers komt één vraag vanuit hen telkens terug: ‘Trainer, wanneer mogen we weer? Ik wil dat blauwe shirt aan. En zet me in de basis, want ik ga belangrijk zijn voor onze ploeg!’ Als ik tijdens dat telefoontje het vuur al voel ontbranden, dan kan ik niet meer doen dan onwijs uitkijken naar die herstart, op die mooiste dag van de week!
Hopelijk tot snel weer, ergens op de velden,
Ludo Pistorius