We gaan even terug in de tijd. De tijd dat voetbal nog niet zo was zoals dat we dit nu kennen. Voordat een écht lederen monster zijn intrede deed trapte men tegen van alles aan en was de sport minder gebonden aan regels. Met hoeveel tegen hoeveel was niet zo belangrijk en met welke tactiek evenmin. Het was zelfs zó gek dat de aangewezen “keeper” overal in het veld mocht bewegen en het speeltuig waar dan ook met zijn handen mocht pakken…
De oorsprong van de doelverdediger schuilt al vanaf de negentiende eeuw. Eerder zoals boven beschreven maakte het niets uit wie het domein moest bewaken. Later werd die “eer” weggelegd voor geblesseerde spelers, omdat er een gebied was afgezet waarin die geblesseerde speler zich vrijuit mocht bewegen. Maar daarbuiten was min of meer verboden gebied verklaard.
De sport evolueerde door en gelukkig maar. De goalie, doelverdediger, doelwachter, sluitpost, goalkeeper – zomaar een paar namen voor de doelman – nam steeds meer een prominentere rol in. Hij (of zij) moest er voor zorgen dat er geen tegendoelpunten vielen en deed dat op zijn of haar bekende eigen wijze. Want eigenwijs was “die dwaas” wel. Wat bezielt een mens om tussen de palen te gaan staan? Want als je opzichtig in de fout gaat zijn de kritieken niet van de lucht. Wanneer een spits vijf kansen mist verstomt als vanzelf het geluid. Maar die ene fout van de keeper blijft langer nadreunen..
Wat bezielt een mens om tussen de palen te gaan staan?
André over de “eenzame teamspeler”.
De regels van de doelman bleven veranderen. Zo mocht een terugspeelbal vanaf 1992 niet meer met de handen worden opgepakt, tenzij deze boven de knie van een ploeggenoot afkomstig was. Ook de zes seconden regel werd in het leven geroepen om vertraging in het spel tegen te gaan. Voor een keeper die gevormd was in de jaren tachtig van de vorige eeuw veranderde er van alles en niet iedereen kon daar goed mee omgaan. Eigenlijk was het zoiets als de overgang van de vaste buis naar de klapschaats zoals we dat kennen op de ijsbaan. Voor de keeper is het daarna gelukkig wat stiller geworden rondom de regelgeving. Maar een trend was gezet…
En tóch… Als we zo eens om ons heen kijken in vergelijking met andere landen, dan staan we er in Nederland met onze doelmannen niet best op. Ondanks de scholingen van degenen die keeperstrainingen verzorgen en proberen hun doelmannen naar een hoger niveau te krijgen en ondanks dat “wij” altijd dominant willen spelen. Daar horen voetbalvaardigheden bij en naar mijn bescheiden mening zijn we daar veel te ver in doorgeslagen. De essentie van de kunst van het doelverdedigen begint in mijn ogen met ballen kunnen tegenhouden. Dat doet een keeper over het algemeen met zijn handen. De twee vangtechnieken die daarvoor nodig zijn dienen geperfectioneerd te worden in de trainingen. Daarnaast moet men een goede worp bezitten, net als een goede uittrap, om een juiste voortzetting te kunnen geven aan het spel. Verder moet zijn organisatie kloppen, dus hij moet coachingsvaardigheden bezitten, lengte hebben, kunnen anticiperen op voorzetten en hoekschoppen en als het even meezit een strafschop kunnen verijdelen. En dat heb ik het niet eens over de specifieke zaken zoals een één tegen één en natuurlijk de onvermijdelijke voetbalkwaliteiten…
En juist in dat laatste hebben we ons verloren, ben ik bang. We hebben de aansluiting richting de wereldtop verloren de laatste jaren. Daarom moeten we weer doen waar we goed in denken te zijn: Opleiden. De trainers zijn gekwalificeerd, de amateurclubs bieden hen de faciliteiten en de keepers in spé, en we kunnen aan de gang. Dan nog het vertrouwen van de hoofdtrainer zien te winnen en vooral veel ervaring opdoen in wedstrijden. Alleen dán kunnen we misschien binnen enkele jaren de aansluiting weer vinden. De basis ligt tenslotte bij ons allen om de hoek…