André van der Voort, 0172SPORT, column, Zeg het Voort!

De frontsoldaten

Eerder spraken we in deze rubriek over het keepersgebeuren, maar nu verleggen we de blik naar de andere kant van het veld: De spitsen. Dat zijn over het algemeen de meest in het oog springende spelers en als je dit afzet in klinkende munten wordt daaraan ook het meest besteed in voetballand. Terecht of niet terecht? Verdedigen begint bij de aanval, dus in die zin is die constatering wel juist. Máár daar liggen niet hun kwaliteiten…

Laten we eens beginnen met de klassieke buitenspelers, oftewel de vleugelflitsers. Dat lijkt steeds meer een uitstervend ras te zijn, gezien de spelsystemen die in het hedendaagse voetbal worden gehanteerd. Staande aan de krijtlijn, wachtend op die steekpass óf een balletje in de voeten om van daaruit de actie te maken óf ruimte te creëren voor zijn medespelers. Vaak komen opkomende backs of diepgaande middenvelders in die rol gedrukt. Het aloude 4-3-3 of 3-4-3 ziet men steeds minder op de velden. Een centrale spits met om hen heen bewegende middenvelders, dus moeilijker te verdedigen, ziet men steeds meer. De buitenspelers worden minder vaak ingezet om de actie buitenom te maken, maar om naar binnen te trekken. Vaak staan linkspoten op rechts en rechtspoten op links om dit te onderstrepen. Voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld Arjen Robben, die vaak vanaf de rechtervleugel naar binnen trok en zijn schoten afvuurt. Het is wat voorspelbaar, maar mede door de snelheid van handelen van de aanvaller toch moeilijker te verdedigen dan men denkt.

‘Er wordt veel gevraagd van de aanvalsleider, die vaak door twee mensen in het centrum in de gaten gehouden wordt’

Een frontsoldaat moet aan veel aspecten voldoen weet André

De centrumspits. Wat zijn de criteria voor het ideale speerpunt in de aanvalslinie? Dat zijn er nogal wat. Om te beginnen dien je lengte te hebben. Vooral als aanspeelpunt om de bal in bezit van de ploeg te houden, maar ook om met zijn lengte en fysiek gevaar voor het vijandelijk doel te stichten. De spits moet handelingssnelheid bezitten en in een split-second beslissen over de voortzetting. Hij moet kunnen kaatsen, oftewel een bal in de voeten van de mee opgekomen medespelers kunnen leggen. Hij moet doelgericht zijn en de doelpuntenproductie voor zijn team opkrikken en dus over een goede traptechniek beschikken. Ook in de lucht, dus met de nodige sprongkracht en atletisch vermogen, dient hij een goed niveau te etaleren. Hij dient snelheid te hebben om gelanceerd te worden richting het doel. Hij moet een actie hebben, een mannetje kunnen uitspelen en oog hebben voor zowel het doel als voor zijn teamgenoten. Een leiderstype dat ontzag inboezemt en schrik aanjaagt bij de tegenstander. Er wordt dus veel gevraagd van de aanvalsleider, die vaak door twee mensen in het centrum in de gaten gehouden wordt…

Wie voldoet er aan al deze gestelde criteria? Voor mij is er maar één échte centrumspits die veel van deze kwaliteiten in huis heeft, maar daar kom ik later op terug. Laten we eens beginnen met de categorie afmakers. Gerd “Der Bomber” Müller was een echte killer in de zestien. Geen grote voetballer, maar wel dat “Torinstinct” dat hem levensgevaarlijk maakte en dus moeilijk te bestrijden. Ander voorbeeld, iets recenter, was Filipo Inzaghi. Geen raspaard, maar wel iemand die altijd op de goede plek stond aan het einde van een aanval. Dan heb je de categorie zwervers. Die gingen de ballen halen vanaf het middenveld óf zelfs bij de laatste linie om ruimte voor zichzelf te creëren of voor ploeggenoten. Van daaruit begon vaak de aanval en/of actie. Johan Cruijff was daar een meester in. Ook Diego Maradona haalde vaak de ballen op en begon aan een onnavolgbare dribbel. Deze spelers hebben de passeeractie in huis en lopen over van techniek. In het hedendaagse voetbal zijn Cristiano Ronaldo en Lionel Messi de exponenten van deze types. Een man-to-man verdediging op hen toepassen stond gelijk aan zelfmoord, dus moest men deze spelers in de zone zien te neutraliseren. Geen gemakkelijke opgave. De categorie fysiek bestaat uit spitsen die vooral groot zijn en zich vooral ophouden binnen het strafschopgebied. Kopsterk en een meesters in het afschermen van de bal zodat de verdediger er niet tussen kan komen. Het ontbreekt hen aan pure snelheid, maar zij vormen wel een ideaal aanspeelpunt met een minimum aan balverlies. Denk aan een type Horst Hrubesch, begin jaren tachtig. “Das Ungeheuer” heeft voor zijn team vele beslissende momenten gekend. Het leverde Duitsland zelfs de EK-titel op in 1980 en natúúrlijk in de slotminuten…

Die ene centrumspits die het in mijn ogen allemaal heeft is Zlatan Ibrahimovic. Hij heeft het allemaal: Kracht, snelheid, fysiek en een dodelijk schot in beide benen. Johan Cruijff zei ooit in de beginjaren van Ibrahimovic bij Ajax: “Hij heeft een goede techniek voor een slechte voetballer en een slechte techniek voor een goede voetballer.” Laten we het er dan maar op houden dan de Zweed onderweg flink heeft bijgeleerd en zich staande heeft gehouden in zowel Italië, Spanje, Engeland als Frankrijk. In zijn nadagen liet hij het andermaal zien in de Verenigde Staten. Het is wachten tot de inmiddels 38-jarige flamboyante Zweed zijn volgende bestemming bekend maakt. In één categorie spitsen is hij de absolute alleenheerser: Geniale gekken. Want naast zijn kwaliteiten zijn er ook nogal wat momenten van kortsluiting in het hoofd.

De Plas verslaat Breda met ruime cijfers

Voetbal in Londen met Pasen