Het is droevig gesteld met het niveau van de Nederlandse doelman. Die conclusie mag je wel verbinden naar aanleiding van de meest recente WK-kwalificatiewedstrijden van het Nederlands elftal en bijvoorbeeld Ajax – AS Roma. De “oudjes” Cillessen, Krul en nu ook Stekelenburg moeten worden opgevolgd door Maarten Paes, Kjell Scherpen, Joël Drommel óf Justin Bijlow. Ik houd mijn hart vast voor de toekomst…
Als ik eens terugkijk in de wat recentere geschiedenis, dan kan ik niet anders concluderen dat we “vroeger” wel érg gezegend zijn geweest met goede doelmannen. Met Van der Sar als laatst sprekend voorbeeld. Eigenlijk is hij de laatste wereldtopper geweest tussen de palen, ook al heeft hij in zijn carrière soms verkeerde keuzes gemaakt. Juventus was zijn club ná Ajax. Voor een Nederlandse doelman is Italië niet bepaald het beloofde land. Ook Stekelenburg maakte die fout (AS Roma) en wat recenter ging Jeroen Zoet naar Spezia. Ook van hem is sindsdien weinig meer vernomen…
Over Italië gesproken: Zij hebben over het algemeen prima keepers gehad. Gianluigi Buffon is als veertigplusser nog altijd stand-in bij Juventus, terwijl nu de jonge zeer talentvolle Gianluigi Donnarumma de nummer één van de natie is. Het land dat zijn zaakjes helemaal goed voor elkaar heeft is Duitsland. Manuel Neuer is mijns inziens van uitzonderlijke klasse, maar met Barcelona-goalie Marc-André ter Stegen kun je óók aankomen. Verder zie je tegenwoordig goede keepers uit Zuid-Amerika en dat was tot halverwege de jaren negentig ondenkbaar. Zij hebben daar een slag gemaakt, daar waar wij in Nederland zijn blijven stilstaan. Waar ligt dat aan?
‘Heeft men de luxe van twee goede keepers, dan is de nummer twee al snel geneigd zijn geluk elders te beproeven’
Vooral regionaal is het van belang dat de eerste keeper fit blijft
In mijn ogen zijn we in Nederland té veel doorgeslagen in bepaalde facetten van het keepen. De Hollandse keeper moet tegenwoordig werkelijk van alles kunnen. Zo moet men in twee benen een goede trap bezitten en over voetballend vermogen beschikken. En juist dáár gaat het mis. Primaire taak van een keeper is het voorkomen van tegendoelpunten. Dat doet hij of zij door de verdediging te leiden en aan te sturen zodat hij of zij niet eens in beeld hoeft te komen of onderscheidend te zijn voor het team. Daar hoort ook een stuk techniek bij. Het vangen, afweren, voetenwerk, positionering en duiktechniek zijn slechts een paar onderdelen van deze complexe positie binnen het elftal. Dus héél specifiek te noemen. Voor een trainer staan er ook prachtige uitdagingen om een doelman te bekwamen in het échte werk. Ook zoveel mogelijk risico’s uit het spel halen zodat er geen vervolgsituaties ontstaan (denk aan rebounds e.d.) horen daarbij. Dat klinkt simpel, maar is dat zeker niet…
“Een goede keeper krijgt geen werk. Een goede keeper duikt niet. Een goede keeper valt niet op.” Deze uitspraken heb ik ooit mogen optekenen van diverse trainers die ikzelf als toenmalige spelende doelman heb mogen ontvangen. Deze zijn mij altijd bijgebleven, tot in lengte van jaren. Keepers en keeperstrainers zijn van een apart soort, die binnen een elftal of groep hun eigen kunstje opvoeren, maar wel in dienst van het grote geheel.
Terugkoppelend naar onze regio zie je ook dat sommige teams ook wel moeite hebben met het invullen van de plek. En als men een goede eerste doelman heeft, dan mag je toch hopen dat deze fit blijft. Over het algemeen bestaan de selecties niet uit twee gelijkwaardige doelmannen. Dat zeg ik overigens met respect naar de tweede doelman. Want heeft men de luxe van twee goede keepers, dan is deze al snel geneigd zijn geluk elders te beproeven. Zo opportuun is het zelfs bij het amateurvoetbal, waar clubhopping de laatste jaren ook een trend is geworden. Tóch blijven we hopen en zoeken naar dat ene lichtpuntje waarmee we weer enkele jaren vooruit kunnen, zowel regionaal, nationaal als mondiaal. Wie weet keert het tij, maar de huidige stand van zaken biedt weinig soelaas op de korte termijn. Wat nieuw cursusmateriaal vanuit Zeist is welkomer dan ooit…