Het laatste redmiddel om een tegendoelpunt te voorkomen bevindt zich tussen de palen. De eenling binnen het elftal, die zo zijn eigen trainingen ondergaat en als enige speler zijn handen mag gebruiken, ook al moet hij de laatste jaren wat meer dan voorheen zijn voeten laten spreken…
Een keeper, sluitpost, goalie, poortwachter of gewoon in het Nederlands doelman is een belangrijk onderdeel van het team. Hij of zij kan punten voor jou winnen, maar ook net zo makkelijk verliezen. Zijn concentratieboog moet continu gespannen staan, zeker als men dichter bij zijn gebied komt. Hij heeft het overzicht in defensief opzicht en dient zijn medespelers hierin te coachen en te positioneren. Het directe doelgevaar dient hij te onderkennen en tevens moet hij dan voor zichzelf ook zorgen dat hij kan anticiperen op vervolgsituaties in het spel. Voeg daarbij de veelal aangeleerde technische bagage en je weet dan al dat het een complexe factor is…
Je hebt verschillende types. Om te beginnen heb je de doelmannen die gezegend zijn met een geweldig reactievermogen, oftewel de lijnkeepers. Dat is zo langzamerhand een uitstervend soort aan het worden, omdat het spel door evolueert en men dus meerdere facetten dient te beheersen. De lijnkeeper zal zich vooral posteren binnen zijn vijfmetergebied en zich niet vaak daarbuiten begeven. Hij vertrouwt op die kwaliteit, soms iets te veel. Over het algemeen zijn dit “drukke mannetjes of vrouwtjes” en vaak verbaal zeer aanwezig in het veld…
‘De meevoetballende keeper is in de jaren zeventig tijdens het “totaalvoetbal” van wijlen Rinus Michels en Johan Cruijff eigenlijk al geïntroduceerd’
André ziet dat dit type keeper tegenwoordig niet meer weg te denken is
Dan heb je de meevoetballende keeper. Geïntroduceerd eigenlijk al in de jaren zeventig tijdens het “totaalvoetbal” van wijlen Rinus Michels en Johan Cruijff. Deze doelmannen bezitten veel voetballend vermogen, zijn gezegend met een fijne traptechniek en weten hoe zij een bal dienen te behandelen met zowel handen als voeten. Over het algemeen zijn dit “rustige” types, die niet snel van iets of iemand onder de indruk zijn.
Na het seizoen 1991-1992 mocht de terugspeelbal niet meer opgepakt worden, net als een bal tweemaal oppakken. De oudere keepers hadden daar zichtbaar moeite mee, omdat zij voetballend niet echt meekwamen. De jongere doelmannen van dat moment deden dit wat gemakkelijker. Tegenwoordig is dit fenomeen niet meer weg te denken op de velden…
In de trainingen van de doelmannen kun je in verschillende thema’s gaan denken. In hoofdlijnen komt dit neer op opbouwen van achteruit, positie en opstelling in het doel, wedstrijdvoorbereiding, veiligheid, bescherming en afweer, het verwerken van een bal, organisatie en coaching defensief en de één tegen één situaties. Als je alleen al bovenstaande leest zie je dat het doel verdedigen toch een cruciale plaats is binnen het team. De keeper moet dus best wel over verschillende kwaliteiten beschikken en op de goede momenten die dingen aanspreken, waarvan hij of zij denkt dat dit op dat moment het beste is voor het team.
Al met al is keepen niet zo makkelijk als dat het lijkt. Hij of zij maakt minder meters dan de tien spelers ervoor, maar als de keeper moet handelen dient alles te kloppen. Het is dan ook niet altijd de meest dankbare plaats in het elftal, maar ieder team dient één zo’n “gek” te hebben die dit wil doen. Bij een verlies kun je zomaar tot zondebok worden gebombardeerd en bij winst hebben de andere tien het goed gedaan en zal er minder over de doelman worden gesproken, tenzij deze een meer dan belangrijk aandeel had. Je moet het maar durven en willen allemaal. Gelukkig lopen er nog genoeg “gekken” rond…