Ik voel me bevoorrecht vandaag. Heel erg bevoorrecht eigenlijk. Waarom? Omdat ik weer een mooie column mag schrijven, op de kop af, op mijn 40e verjaardag. 16 februari 1981. Veertig jaar geleden geboren in Goirle, onder de rook van de thuishaven van Willem II. Een kleine 10 pond is me later wel eens verteld. Maar ik voel me eigenlijk nog een beetje extra bevoorrecht, omdat ik de column van Angel van vorige week een mooi vervolg mag geven, want het kan natuurlijk maar over één ding gaan: Natuurijs.
Dat begon vorige week dinsdag, laat in de middag, toen de overbuurman zich als eerste waagde op de sloot die aansluit op onze achtertuin. Met een sneeuwschep liep hij rustig over het ijs, waarbij hij strook voor strook een laag sneeuw verwijderde van het ijs. Een half uurtje later ging het hem kennelijk niet snel genoeg en werden de schaatsen ondergebonden en ging het tempo omhoog. Hulp was ook nog eens onderweg, want steeds meer mensen kwamen een kijkje nemen en sommige boden hulp aan. Een prachtige donkere ijsvloer kwam onder de sneeuw tevoorschijn. Het zou de start zijn van een prachtige vijfdaagse periode met schaatspret.
Zoals ik al aangaf ben ik geboren en getogen in het Brabantse land. In Midden-Brabant. En in dat centrale stukje Brabant kunnen we een aantal dingen erg goed. We zijn goed in carnaval en hebben met FC Den Bosch, TOP Oss, RKC Waalwijk, Willem II en NAC vijf betaald voetbalorganisaties op dertig vierkante kilometer, we hebben Lars Boom en Michael van Gerwen uit Vlijmen, we zijn goed in veldrijden en het organiseren van grote evenementen. Echter missen we ook iets. We hebben namelijk weinig plassen, meren of kanalen. De enige schaatskilometers die ik dus tussen mijn 5e en 18e heb gemaakt waren die tijdens het ‘discoschaatsen’ in het ijshockey stadion van de Tilburg Trappers.
‘De enige schaatskilometers die ik dus tussen mijn 5e en 18e heb gemaakt waren die tijdens het “discoschaatsen” in het ijshockey stadion van de Tilburg Trappers.’
Ludo is pas in deze regio in aanraking gekomen met het schaatsvirus
In de afgelopen elf jaar dat ik mezelf inwoner van Ter Aar mag noemen, hebben we drie (langere) vorstperiodes gehad waarin schaatsen op natuurijs mogelijk was. De eerste twee heb ik nog kunnen ontlopen, maar nu moest ik er ook echt aan geloven. Donderdagochtend op het allerlaatste moment een paar ‘combinoren’ aangeschaft en het ijs op. De sloot achter het huis, ging goed. Mijn dochter van 5, die sinds een half jaar op de lokale schaatsvereniging STG Ter Aar ‘zit’, was sneller, wendbaarder en kon tijdens het schaatsen ook gewoon rondkijken en met anderen praten. Ik beperkte me vooral tot het focussen op het ijs, mijn ‘techniek’ en de hoop dat vooral niet te veel mensen me af zouden leiden.
De volgende ochtend vroeg uit de veren voor een aantal rondjes in Langeraar. Met mijn vriendin en mijn beste vrienden. Ik vond het prachtig. Het galmende geluid van het ijs op de Langeraarse Plassen. Het geluid van sommige hardrijders met klapschaatsen. De uitzichten, de frisse lucht, de mensen. Het was een heerlijke ochtend, waarbij ik vanaf deze plek iedereen nog wil bedanken om telkens weer op me te wachten.
Op het moment dat je vervolgens vrijdag- en zaterdagmiddag, diezelfde overbuurman die verantwoordelijk was voor de prachtige ijsvloer, scheuren en gaten ziet opvullen met lauw water, dan weet je wat echte schaatskoorts is. Juist die mensen gun ik in de winter van 2021/2022 weer een week schaatsplezier. En mezelf eigenlijk ook een klein beetje, want er zit nog voldoende rek in mijn schaatskwaliteiten.