Jargon betekent niets meer en niets minder dan vaktaal. Trainers bezigen vaak uitdrukkingen, die men niet al te letterlijk moet nemen. Maar juist door die uitdrukkingen of spreekwijzen te gebruiken weten spelers hoe zij dienen te handelen. Echter zijn er “trainers-eigen” uitdrukkingen waardoor er verwarring ontstaat. Spelers kijken elkaar soms vol onbegrip aan, want wat bedoelt hij nu? Ook journalisten maken er soms een eigen wedstrijd van. Bijvoorbeeld “een goed stel” van Theo Reitsma na de winst op het EK 1988 van Nederland is daar een mooi voorbeeld van…
We geven u wat begrippen en u mag daarbij zelf de betekenis achter zoeken. Laten we eens beginnen om enkele speelstijlen te noemen die uit het voetbal zijn ontleend: Catennaccio, betonvoetbal, luizenploeg, hotsknotsbegoniavoetbal, totaalvoetbal, sambavoetbal, Tiki-Taka, postbodevoetbal, Gallery Play, kluitjesvoetbal en speeltuinvoetbal. Op catenaccio en totaalvoetbal na zijn de overige uitdrukkingen ooit bedacht door trainers, die met deze krachtige zegswijze een omschrijving gaven over hoe zij dit zelf beleefden. Maar ik denk dat de geïnteresseerden onder u wel weten wat die andere uitdrukkingen allemaal betekenen…
‘Om de bal in het mandje te kunnen krijgen moet je elkaar geen ziekenhuisballen of zaadballen geven’
André met een mooi voorbeeld van “voetbal-vaktaal”
De journalisten kunnen er ook wat van. Zo sprak Herman Kuiphof ooit de legendarische woorden na de verloren WK-finale van 1974 “zijn we er toch ingetuind.” Enkele andere beroemde citaten wil ik u toch niet onthouden. “Komt dat schot!” is er zo eentje, net als “fopduik” omdat men een Nederlands woord zocht voor het begrip Schwalbe. Elke voetbalcommentator heeft zo zijn eigen eigenaardigheden. Het radiocommentaar van Theo Koomen kwam bijvoorbeeld niet altijd overeen met de werkelijkheid. Want als je in de middag de journalist uit Wervershoof hoorde dacht je dat je naar een spektakelstuk had geluisterd, mar als je later op de dag de beelden op je netvlies kreeg kwam je meer dan eens bedrogen uit. Prachtige radio natuurlijk, maar niet echt geloofwaardig te noemen. Overigens heel vaak in superlatieven gesproken om nog meer accenten te leggen…
Om de bal in het mandje te kunnen krijgen moet je elkaar geen ziekenhuisballen of zaadballen geven. Als je de kans krijgt moet je hard op dat doel peunen om die geparkeerde bus weg te krijgen voor dat domein van de goalie. Dan maar een poging tot mishandeling met zo’n loeier. En als we écht iets moeten forceren, dan pompen we die bal in de zestien en schakelen we de luchtmacht in. In de counter moeten we dan maar een nuttige doodschop uitdelen om niet gepiepeld te worden. Die gasten hangen de hele wedstrijd al met zijn elven voor de pot en zullen met hun betonvoetbal gaan proberen de zaag te hanteren. Met al die volgevreten vedetten bij hen moet je wel oppassen bij de omschakeling en lager gaan staan. Als zij de bal hebben moeten we knijpen en dan is het vrouwen en kinderen eerst. Het resultaat is heilig, desnoods met een geflatteerde overwinning.
Dat laatste stuk zou zomaar een deel van de tactiek van een trainer kunnen zijn en daarmee wil de oefenmeester het nog simpel houden qua tactische aanwijzingen. Het voetbal heeft ontegenzeggelijk onze taal verrijkt met mooie spreekwoorden en gezegden. Elk seizoen komen er weer een paar prachtige uitdrukkingen bij, al dan niet zelf verzonnen. Men name in de voetbalgekke landen om ons heen zijn er prachtige citaten opgetekend. Ik hou er van!